2e Salon Bloeikas

Aldo Houterman over de dynamiek tussen lichaam en omgeving

Aldo Houterman is filosoof, actief als onderzoeker en gastdocent aan de Universiteit van Amsterdam, Universiteit van Leiden en de Hogeschool van Utrecht en hij organiseert filosofische programma’s. Zijn interesse liggen in beweging, sport, psychiatrie, het lichaam en de rol van het brein. In dit moment is hij bezig met een boek over sport en beweging voor Ambo-Anthos Uitgevers. In de Filosofie Magazine heeft hij in de maand september 2016 een artikel gepubliceerd ‘Het Experiment: Zit voetbaltechniek in je hoofd?’ (https://www.filosofie.nl/nl/artikel/46275/het-experiment-zit-voetbaltechniek-in-je-hoofd.html).

 

Aldo begint zijn verhaal met de theorie van Peter Sloterdijk, die in zijn boeken Schuim en Sferen een metafoor van bewegelijke bellenblaasachtige ruimtes gebruikt om het extreme individualisme van ons tijd te beschrijven. Voor Aldo was deze filosofie een uitgangspunt om zich af te zetten tegen de denkers die onze hersenen een centrale functie geven voor ons handelen zoals Victor Lamme met het boek De vrije wil bestaat niet, Dick Swaab met Wij zijn ons brein van baarmoeder tot alzheimer en Erik Scherder met Laat je hersenen niet zitten. Voor Aldo hebben de hersenen een meer coördinerende rol. Bijvoorbeeld ontdekt Aldo dat bij het voorbeelden van Lamme over de hapreflex van de kikker de beweging verandert door verandering in de omgeving. Terwijl Lamme redeneert dat de beweging gestuurd wordt door de hersenen omdat de kikker alleen hapt als hij honger heeft merkt Aldo op dat dezelfde kikker verschillende hapreflexen heeft afhankelijk van de grote van een worm. Niet de hersenen maar de context verandert de beweging. Biologische tekeningen laten zien dat het oog van de kikker direct verbonden is met zenuwen in de voeten. De kikker heeft geen rekencapaciteit nodig voor de hapbeweging.

            Vergelijkbare ideeën zijn te vinden in de filosofie van Maurice Merleau-Ponty. Volgens hem reageert een voetballer op de directe betekenisvolle handelingsomgeving die bestaat uit krachtlijnen, zones en gaten waarvan hijzelf ook de (mede)schepper is. Aldo haalt een onderzoek aan over de voetbalspeler Ronaldo, die door zijn talent en kunnen tijdens het spelen meer focust op het lichaam van de tegenspeler en de omgeving dan op de bal zelf. Aanvullend toont Aldo een onderzoek van hersencapaciteiten tijdens een complexe enkelbeweging van professionele voetbalspeler en andere sporters. Volgens de MRI scans heeft bijvoorbeeld de profvoetballer Naymar veel minder hersencapaciteit nodig dan een andere sporter voor de zelfde beweging. Dit onderzoek toont aan dat het actiepotentiaal niet in de hersenen zit maar in de beweging van het lichaam in reactie op de omgeving. Een test tussen Ronaldo en een haardloper getuigt dat Ronaldo sneller slalom kan lopen dan de professionele hardloper. Dit laat zien dat de beweging van Ronald een veel betere wisselwerking met het voetbalveld aangaat dan de beweging van de haardloper. Dit sluit weer aan op de filosofie van Sloterdijk dat wij de mens niet kunnen begrijpen zonder omringende sferen. Sferen zijn volgens Sloterdijk ruimtescheppingen voor extatische wezens die het buiten op zich voelen inwerken. 

           Aldo concludeert dat ons lichaam zichzelf kan organiseren en bewegen in relatie tot de omgeving. Het is niet het brein wat ons lichaam aanstuurt maar er zijn andere mechanismen een soort wisselwerking tussen de lichaam en de omgeving. Ons lichaam, samen met onze emoties, is in staat om direct grip te krijgen op een situatie, zonder dat daar bewust nadenken bij komt kijken. Deze onberedeneerde vermogens zijn wat Aldo betreft niet bijkomstig of onaangepast, maar leveren de basis van typisch ‘intelligent’ gedrag, zoals beslissen, nadenken, herinneren of sociale interactie.

 

Martijn heeft vanuit de kunstgeschiedenis twee invalshoeken gekozen, de representatie van de beweging, en het nut en moeilijkheid van de problematiserende metafoor in denkmodellen. In begin van de fotografiegeschiedenis is Edwuard Muybridge begonnen bewegende dieren en mensen te fotograferen. Met een eenvoudige foto opstelling van 10 camera’s in een rij heeft hij als eerste de beweging van een galopperend paard in een beeld kunnen representeren. Andere kunstenaar zoals Francis Bacon heeft zich vanuit deze idee laten inspireren. Hij beeldde vaak bewegende figuren af in een verstilde ruimte waardoor de beweging verschijnt. Hiervan maakt Martijn weer een nieuw beeld.

            De tweede invalshoek van Martijn gaat over de voor- en nadelen van het toepassen van de problematiserende metaforen in denkmodellen. Een metafoor is bijvoorbeeld het idee dat in de middeleeuwen bestond dat de vorm van natuurlijke planten een helende werking hebben op het lichamelijke onderdeel dat op deze vorm lijkt zoals een walnoot goed zou zijn voor de hersenen.

Martijn presenteert andere denkmodellen waar kikkers als metafoor ingezet werden om de mens te verklaren. Marcello Malpighi onderzoekt in 1661 de structuur van de kikker onder een microscoop om een verklaring te vinden over hoe in de menselijke longen de lucht met het bloed mixt. Een ander voorbeeld komt uit 1791 waar Luigi Galvani de zenuwen van kikkerbenen cirkelvormig met elkaar verbond om dierlijke elektriciteit te produceren.

Een deerde metafoor komt voor in het gedicht ‘The Human Abstract’ van William Blake uit 1794.

 

 […] The Gods of the earth and sea,

Sought thro’ Nature to find this Tree

But their search was all in vain:

There grows one in the Human Brain.’                                                                              William Blake, 1974

 

Blake beschrijft de hersenen als een eigen organisme met complexe vertakkingen. Deze metafoor zijn de basis voor het onderzoek van Guillaume-Benjamin Duchenne de Boulogne. In de 19e eeuw heeft hij door elektrostimulatie bij proefpersonen uitdrukkingen zoals angst en verbazing opgeroepen. Een andere onderzoeker Santiago Ramón y Cajal heeft in de 20e eeuw precieze tekeningen van een netwerkachtig zenuwstelsel gemaakt. Cajal wordt als de grondlegger van de neurowetenschappen gezien.

           

Ute haalt drie kunstenaars of architecten aan die op hun manier onderzoek doen naar lichaam en omgeving. Ten eerste experimenteren de performancekunstenaars Maria Abramovich en Ulay met hun eigen lichaam tussen 1975 en 1979. In de performance ‘Relation in Space’ en ‘Imponderalbilia’ werken de kunstenaar met hun naakte lichaam, de ruimte en het publiek. Vooral in ‘Imponderalbilia’ veranderen de kunstenaars met hun lichaam de omgeving van de toeschouwer zodat een ongewoon gedrag van het publiek ontstaat. Het publiek loopt ongemakkelijk zijwaard door een smalle deur tussen de twee naakten lichamen van de kunstenaars.

            Ten tweede onderzoekt de kunstenaar Francesca Woodman in haar fotoproject ‘Space2’ in 1975-1979 haar eigen lichaam in haar atelierruimte. In de zwart wit foto’s verdwijnt haar lichaam, bijvoorbeeld door een beweging te fotograferen met een langere belichting blijft alleen een schaduw van het lichaam zichtbaar in het atelier. De omgeving is hier sterker aanwezig als het lichaam. Ten deerde onderzoeken de architecten van de Why Factory in het project Barber een veranderbare ruimtelijke omgeving. Hun uitgangspunt is dat de omgeving een soort lichaam of organisme is dat zich steeds aan de ruimtelijke behoefte van het lichaam aan kan passen en tegelijk niet gebruikte ruimte aan de omgeving afgeeft of lege ruimte in beslag neemt.

 

Aan de hand van de drie boven genoemden kunstenaars en architecten start Ute de discussie. De filosoof wil van Aldo weten of hij ook bij andere fenomenologen verklaringen kan vinden om het woord reflex als een soort intelligentie te zien. Aldo verwijst naar Heidegger en het begrip werktuig. De timmerman zal pas over het werktuig nadenken zodra het niet meer functioneert. De literatuurwetenschapper vraagt zich af waarom Aldo niet nog een stap verder denkt over de invloed van onze omgeving op ons zoals Rupert Sheldrake het doet met de theorie over de morfogenetische velden. De bioloog denkt aan de theorie van de twee denksystemen Fast and slow thinking van Daniel Kahneman of Hot and Cool system van Wouter Mischel. Volgens Aldo zetten deze systemen de hersenen centraal en daar wil hij zich tegen af zetten.




Afb. 1

Metafoor hersenen

Afb. 2

Metafoor dynamiek tussen lichaam en omgeving


 Martijn herkend in het afzetten van Aldo twee metaforen. Ten eerste het denkbeeld waar de hersenen centraal staan (Afb. 1) en ten tweede het denkbeeld waar de intelligentie juist in de wisselwerking tussen de lichaam en de omgeving zit (Afb. 2). Aldo noemt het peloton in de wielersport als een voorbeeld voor de metafoor over de dynamiek tussen lichaam en omgeving.

 

 

Dank aan alle aanwezigen, voor de interessante bijdragen en de nieuwe bagage om na te denken over de dynamiek tussen lichaam en omgeving.


Reactie schrijven

Commentaren: 0