Theresia Leuenberger: Wie is de baas? De architectuur of de gebruiker? Een lezing over de belevenissen van mensen in gebouwen.
Theresia Leuenberger is onderzoekster en architect. Na haar studie architectuur aan de ETH Zürich en aan de Universiteit Stuttgart werkte zij voor verschillende bureaus en opdrachtgevers in Nederland en Duitsland en verzorgde projecten op het gebied van ruimtelijke communicatie zoals beurspresentaties, tentoonstellingen of corporate interieurs. Ze is gepromoveerd in sociologie aan de Technische Universiteit in Berlijn bij Prof. Martina Löw, met als onderwerp ‘Architektur als Akteur- Eine Soziologie der Architekturerfahrung’. Sinds 2012 is zij als docente en onderzoekster aan de Hochschule der Künste in Bern verbonden waar ze onder andere les geeft in de sociale aspecten van design.
Theresia Leuenberger en Martijn Huting stellen zich de vraag in hoeverre de ruimte in gebouwen of de gebruiker de ‘baas’ is. Theresia gaat uit van een sociologisch perspectief. De theorie over ruimtesociologie van Martina Löw en de Actor-Netwerk-Theorie van Bruno Latour vormen haar theoretisch kader. Martina Löw gaat uit van een wisselwerking tussen sociale en ruimtelijke structuren.[1] Latour gaat er vanuit dat de actie van mensen ook beïnvloed wordt door objecten. Theresia heeft onderzocht hoe leerlingen van verschillende opleidingen de ruimtes van het Kunsthaus in Bregenz van de architect Peter Zumthor en van de Kunsthal in Rotterdam van de architect Rem Koolhaas ervaren hebben.
Theresia gaat ervan uit dat de 'ruimte' niet voor iedereen hetzelfde is. Dit uitgangspunt is niet gangbaar. Wanneer je ‘ruimte’ in het Nederlands googelt dan verschijnen plaatjes van het heelal, google je ‘Raum’ in het Duits dan verschijnen binnenruimtes van kamers. Deze beelden tonen een ruimteconcept waarbij de ruimte voor iedereen hetzelfde is. De ruimte is een soort container waarbinnen zich alles afspeelt. Een onderzoek van de geograaf Peter Orleans uit 1967 laat zien dat een ruimte niet voor iedereen hetzelfde is. Hij vroeg aan verschillende bevolkingsgroepen in Los Angeles wat voor hun Los Angeles is en tekende kaarten van plekken, straten die ze noemde, waar vooral deze bevolkingsgroep gevestigd was. De zwarte bevolking noemde meerdere gebieden van de stad echter zonder de verbindingen ertussen. De witte bevolking noemde een groter gebied van de stad met nadruk op de snelwegen. De ruimte 'Los Angeles' blijkt voor iedere groep iets anders te zijn.
Het ruimteconcept van Martina Löw is relationeel en maakt het mogelijk ruimte te onderzoeken die per groep of per persoon verschilt.[2] In het onderzoek over de ruimtelijke ervaring in gebouwen laat Theresia zien hoe de beleving van de ruimtes te maken heeft met het perspectief van een groep (leeftijd, opleiding, maar ook motoriek). De traptreden interfereren bijvoorbeeld met de motoriek en perceptie van de gebruiker. Stel dat de afmeting van de treden vlakker is dan gewoonlijk dan moeten de gebruikers hun motoriek aanpassen. De trap schrijft als het ware voor hoe je moet lopen. Het gebouw is in dit geval de 'baas'.
Theresia heeft drie groepen jongeren met verschillende opleidingen (meubelmakers, cultureel- en maatschappelijke werkers en vwo-scholieren) gevraagd hoe zij de Kunsthal Rotterdam beleven. Theresia laat als voorbeeld zien hoe de groepen de ingangssituatie van de Kunsthal hebben ervaren. Daarbij valt op dat de beleving van de groep meubelmakers wordt beïnvloed door de schuine vloer en hun onderzoekende houding. Beide dragen tot nieuwsgierigheid naar het gebouw bij. De groep cultureel maatschappelijke vorming houden in hun ervaring rekening met de manier hoe bezoekers het gebouw zouden kunnen ervaren. Ze vinden bijvoorbeeld het terras bij het park aantrekkelijk. De vwo-scholieren beleven het gebouw zoals de architect het had bedacht. Ze erkennen dat de architect de ingang op een ongebruikelijke manier binnen het gebouw heeft geplaatst.
Met deze resultaten toont Theresia dat er een relatie bestaat tussen de manier hoe de gebruiker het gebouw beleeft en de kennis waar hij of zij over beschikt en hun zelfverzekerdheid. De vwo-scholieren erkennen het meest het ruimtelijke concept van het gebouw. De groep cultureel maatschappelijke vorming is zeer zelfverzekerd en hun ervaring wordt m.n. bepaald door de kennis passen bij hun opleiding. De meubelmakers staan open voor de ruimtelijke ervaring. Omdat zij nog aan het begin van hun opleiding staan wordt hun beleving minder daardoor beïnvloed.
Het publiek van de Salon was na deze sociologische ruimteanalyse nieuwsgierig naar hoe de ruimte ons handelen beïnvloedt. Bijvoorbeeld dwingen ons hekken en lijnen om zigzag in een wachtrij te staan. Als er geen wachtrij staat kan je gelukkig zelf de hekken openen voor een short cut.
Martijn gaat in zijn lezing meer van een architectonisch en stedenbouwkundig perspectief uit om de vraag Wie is de ‘baas’? te kunnen beantwoordden. Kunnen wij ons voorstellen dat de ruimte de baas moet zijn om een overleven mogelijk te maken? De sciencefictionregisseur Ridley Scott schetst in de film BLADE RUNNER uit 1982 een wereld die door machines gestuurd wordt om een leven op aarde nog mogelijk te maken na een grote ramp. Anders kiest de regisseur Gary Ross in HUNGER GAMES de voorstedelijke ruimte van Parijs als gevaar te filmen. De ronden woontoren van Ricardo Bofill uit 1978 werden als een soort wapen ingezet.
Ruimtes kunnen ook een beschermende rol spelen. Het anatomische theater van Girolama Fabricus Aquapendente uit 1594 is gebouwd om het leven te leren. De elliptische ruimte met zes op elkaar uitkragende balkons is gemaakt om alle studenten mee te kunnen laten kijken bij een operatie die in het midden van de ruimte plaats vindt. Anders schrijft de filosoof Michel Foucault heeft over de macht van ruimtes in Discipline and Punish. Het panopticum is voor Foucault een ruimte die het gedrag van de gevangene volledig bepalen.
Modernistische architecten zoeken juist het tegenovergestelde en willen de mensen een vrijheid bieden. Zo bedenkt Mies van der Rohe de staal- en glasgevel om de binnenruimte vrij te houden van bouwconstructies. Le Corbusier realiseert twee van de vijf l’unite d’habitation, letterlijke woonmachines om mogelijkst velen een betaalbaar appartement te kunnen bieden.
Eerder in de geschiedenis hebben wij gezien dat een vrije ruimte niet altijd vrij van macht is. De gotische kerken met een hoge vrije ruimte waren voor de Abt Suger sfeervolle ruimtes van een hogere macht zodat de bezoekers sneller overtuigd werden van het geloof. De vrijen ruimten met trappen zoals Piranesi deze schetst zijn voor Aldolus Huxley een macht uitoefent panopticum.
Verplaatsen wij de vrije ruimte naar de omgeving kijken wij naar monumenten. Dictatoren gebruikten monumenten om hun macht te presenteren zoals Romeinse portae of het Volkenschlachtendenkmaal in Leibzig. Ander hebben de oprichter van de Sovjet Unie architectuur ingezet. De ‘Wolkenbeugel’ van El Lissitzky was een symbool voor de opbouw van een nieuw modern technologisch land. Later heeft Stalin een andere stijl gekozen voor zijn regeringsgebouwen, een mix uit Russisch barok, gotiek en Amerikaanse wolkenkrabbers de zogenaamde ‘suikertaartarchitectuur’.
In de huidige samenleving zijn deze machtselementen transparant geworden. Bruno Latour analyseert Parijs op onzichtbare netwerken, die voor de doorstroming van de stad zorgen, controles over verkeer, water, afwater, vuilnis en sociale veiligheid. Ons gedrag wordt door onzichtbare organisatorische systemen beïnvloed. Hierbij komt dat steeds meer designobjecten in de stad het gedrag beïnvloeden. Op parkbanken kan je alleen nog zitten, roken mag je rond een rookpaal binnen een getekend vierkant. Een extreme vorm toont Lars van Trier in zijn film DOGVILLE. Een heel dorp is getekend met lijnen op het podium, waardoor het gedrag van de spelers gestuurd wordt.
Gaan ondoorzichtige draadjes onze bewegingen bepalen zoals bij marionetten? Kunnen wij nog een stoeptegel uit de getegelde wereld nemen om een stuk vrijheid te hebben? Constant Nieuwenhuis heeft gedroomd over een nieuwe wereld Babylon, waar de ruimte vrij van structuren door het landschap liep. Waar iedereen zich vrij kon uiten omdat er een bron was waar iedereen in kon baden. De vrije expressie van de jaren zestig samen met de geest van de modernen architecten maken misschien de huidige onzichtbare controle maatschappij overbodig.
Waar Theresia een wisselwerking tussen de ruimte en de gebruiker presenteert, analyseert Martijn de bestaande en fictieve wereld. Designobjecten en onzichtbare organisatiesystemen beïnvloeden ons gedrag. Dit is nodig om de doorstroming voor een leefbare stad mogelijk te maken. Volgens Theresia laten wij ons minder door ruimtelijke structuren en onzichtbare organisatiestructuren beïnvloeden hoe meer kennis we hebben en hoe meer zelfverzekerd wij zijn.
Om dit duidelijker te maken vergelijken wij de Frankfurter keuken met een vrije ruimte van Herman Hertzberger in scholen. Bij het ontwerp voor de keuken is rationeel naar de werkprocessen gekeken om een prototype te kunnen bouwen, die zo gunstig geprijsd massaal geproduceerd kon worden zodat iedereen een moderne keuken kon betalen. Het ontwerp van de keuken is bepalend voor het sociaal gedrag in een woning. De keuken was perfect voor één persoon. Nu is de keuken vaak in het centrum van een woning zodat meer mensen tegelijk er kunnen werken. Door alle technische apparaten en voorgesneden groenten uit de supermarkt is de keuken niet meer een werkplek voor de moderne huisvrouw maar een woonruimte geworden. In de schoolontwerpen van Herman Hertzberger wordt het benodigde programma zo verdeeld, dat een vrije gemeenschappelijke ruimte over blijft. Een ruimte zonder programma, waar de mensen toevallig samen gaan zitten, theater stukken getoond worden, kinderen samen spelen of waar tijdens een drukke dag doorheen gelopen kan worden. Hier ontstaat toevallige communicatie op informeel gebied. De ruimte wil hier juist niet het gedrag beïnvloeden maar communicatie bevorderen. Hebben wij meer van deze vrije ruimten nodig?
In de huidige tijd willen architecten een samenwerking met de gebruiker mogelijk maken. Bij een nieuw gebruiker transformeert een gebouw. Een bureau wordt woongebouw, een school wordt woongebouw, een kerk wordt bibliotheek, een woning wordt hotel en vice versa.
Wat ruimtes met de mensen doet heeft de fotograaf Thomas Struth in zijn serie Museum Photographs 1 en 2 goed in beeld gebracht. Hij fotografeerde bezoekers in musea over de hele wereld. De foto in het Pantheon heeft hij met een groothoek gefotografeerd zodat de ruimte enorm groot is tegenover de bezoeker, die zich klein voelt. In het Pergamon museum maakt hij de foto op ooghoogte zodat er geen verschil te zien is tussen de verstarde bezoeker en de Griekse sculpturen. In het Louvre lijkt de ruimte groot genoeg te zijn om zowel naar kunst te kijken of op de banken uit te rusten. Struth brengt door de keuze van het perspectief, de keuze van de volgorde en de keuze van de schakeling het gevoel van de ruimte goed over. In de discussie liepen de meningen uit een hoe zij bij deze foto’s de ruimtes beleven. Dit bevestigd de stelling van Theresia dat de 'ruimte' niet voor iedereen het zelfde is.
[1] Löw, Martina. ‘The Constitution of Space. The Double Existence of Space as Structural Ordering and Performative Act.’ Uit Lecture at Paris I/Sorbonne, 2005-03-14.
[2] Uit Ruimtetheorie, Martina Löw: sfeer, affect, professioneel begrip, begrip van een groep, begrip bepalen, relativistisch begrip van ruimte, cartesiaans begrip van ruimte, doel, mythe, suggestie van een beweging, synthetisch karakter, praktisch begrip, descriptie, symbolisch aspect, atomistisch begrip van ruimte en materieel aspect.